Tweede Pensioenpijler PC 209

Middels een CAO van 21/03/2002 werd een sectoraal aanvullend pensioen opgericht voor alle bedienden PC209. De huidige inrichter (verzekeringnemer) is het Sociaal Fonds voor de Bedienden van het Metaal (SFBM) die de werkgevers PC209 vertegenwoordigt.

Het beheer van het aanvullend pensioen is momenteel in handen gegeven van de pensioeninstelling Integrale.

Het aanvullend pensioen voor de bedienden trad in werking op 01/04/2002.

Het aanvullend pensioen voor de kaderleden trad in werking op 01/04/2007

Het sectoraal aanvullend pensioen werd op deze datums van kracht voor alle bedienden of kaderleden PC209 behoudens voor de bedienden / kaderleden van…:

  • de ondernemingen die voor hun bedienden/kaderleden voor deze datums al een zelf een groepsverzekering opstartten die minstens gelijkwaardig is aan de bepalingen van het aanvullend sectorpensioen (dit noemt men ‘buiten toepassingsgebied’).
  • de ondernemingen die voor hun bedienden/kaderleden op deze datums of later, voor zover deze ondernemingen later opgestart werden, zelf een groepsverzekering opstartten die minsten gelijkwaardig is aan de bepalingen van het aanvullend sectorpensioen (dit noemt men ‘opting out’)

Samenvattend betekent dit al alle bedienden / kaderleden PC209 een aanvullende pensioentoezegging genieten die minstens gelijkwaardig is aan de sectorpensioenovereenkomst; hetzij aangesloten bij de sectorpensioenovereenkomst, hetzij aangesloten bij een bedrijfseigen aanvullend pensioenplan (groepsverzekering).

Sinds 01/04/2011 werd er geen opting out meer toegelaten. Dit betekent dat alle bedienden / kaderleden vanaf die datum, en voor zover de werkgever al niet eerder een bedrijfseigen groepsverzekering opstartte die minstens gelijkwaardig is aan de sectorale pensioen, automatisch aansluiten bij het sectorale pensioenfonds beheerd door Integrale.

 

De werkgevers ‘buiten toepassingsgebied’ en ‘opting out’ moeten zich met hun bedrijfseigen groepsverzekering minstens gelijkstellen met de bepalingen van het sectorpensioen.

Het probleem wat veel van die ondernemingen ondervonden is het element rendementsgarantie van het sectorpensioen. In het sectorpensioenreglement werd immers bepaald dat de minimum rendementsgarantie minstens moet gelijk zijn aan “de technische referentierentevoet voor levensverzekeringen voorzien in het KB Leven”. Concreet betekent dit 3,75%. Deze rendementsgarantie rust op de schouders van de werkgever.

Vanaf 2002 tot de bankencrisis in 2008 waren de pensioeninstellingen (verzekeraars) in staat dit rendement te halen in een combinatie van gewaarborgd rendement en winstdeelname. Dit betekent dat de verzekeraars het rendement konden bieden dat de werkgevers moeten garanderen.

Sinds de bankencrisis zijn de tak 21 rendementen stelselmatig gaan afnemen waardoor de verzekeraars niet langer 3,75% rendement konden bieden. Het tekort (= onderfinanciering) dient bijgevolg door de werkgever betaald te worden.

Het gewaarborgd rendement van het sectorpensioenfonds werd vanaf 01/01/2016 bijgesteld op 1,75%. Echter, op de stortingen die gebeurden voor 01/01/2016 moet tot op pensioendatum van de aangeslotenen 3,75% gewaarborgd worden door de werkgever.

Integrale, de pensioeninstelling belast met het beheer van het sectorpensioen heeft ook als opdracht om de groepsverzekeringen in opting out of buiten toepassingsgebied te controleren op hun gelijkwaardigheid met de bepalingen van de sectorpensioenovereenkomst.

In veel gevallen kon de verzekeraar van de groepsverzekeringen de gelijkwaardigheid niet meer aantonen. Veel van de betrokken werkgevers kozen ervoor, nadat ze over de onderfinanciering geïnformeerd werden, om deze pensioentoezegging over te dragen aan Integrale. In een aantal gevallen dienden werkgevers de ontstane tekorten (onderfinancieringen) aan te zuiveren.

De overdracht van de pensioentoezegging aan Integrale betekent echter niet dat de rendementsgarantie niet langer rust op de schouders van de werkgever. Wel is het zo dat Integrale zich als sectorpensioenbeheerder engageerde om dit rendement te blijven behalen. Dit engagement is niet meer dan dat en houdt geen resultaatsverbintenis in. De enige resultaatsverbintenis van Integrale op dit moment is een gewaarborgd rendement van 0,5%.

Ondertussen kwam Integrale in woelige waters terecht wat dus ook effect had om het behaalde rendement. Integrale ging ondertussen over in de handen van een nieuwe eigenaar: Monument Re.

Welke gevolgen dit nu heeft of verder zal hebben op de financiering van de pensioentoezeggingen voor alle aangeslotenen is nog niet duidelijk. Dit zal in elk geval kunnen afgelezen worden op de individuele pensioenfiches die jaarlijks ter beschikking gesteld worden.